donderdag 28 maart 2013

Nieuwe benen: een stapje dichterbij

Het is ruim 2 weken geleden dat ik het vervelende nieuws kreeg dat ik endofibrose heb in beide liesslagaders. Een vernauwing die (meest waarschijnlijk) voortkomt uit een te hoge mechanische belasting op mijn liesslagaders doordat een gebogen fietspositie leidt tot het knikken van de liesslagader (external iliac artery). Daarbij een verhoogde bloedstroom tijdens het sporten wat zorgt voor extra belasting op de vaatwanden en kan zorgen voor beschadiging; een ongunstige anatomie en mogelijke (erfelijke) metabole verstoringen kunnen leiden tot dit probleem. Mijn liesslagaders zijn aan de binnenzijde kapot en littekenweefsel heeft zich gevormd aan de binnenzijde van de vaten waardoor er minder bloed door kan stromen en mijn benen tijdens het sporten te weinig bloed krijgen en ik daardoor vroegtijdig verzuur en geen kracht meer heb. Maar hoe nu verder?

 
Onderzoeksresultaten
Ik ben enorm geschrokken van de ernst van mijn blessure. De testgegevens van het onderzoek door Dr. Schep gaven mij voldoende inzicht en de verklaring waarom mijn benen (vnl links) ‘het niet meer deden’. In mijn rechter liesslagader (het been dat nog ‘redelijk’ werkt) was al een ruisje hoorbaar bij gestrekt been. Er bleek een vernauwing van 25%. Mijn ‘slechtste’ been (links) liet na een maximaal test een bloeddruk zien van 88/52 terwijl de bloeddruk op datzelfde moment in mijn arm 188/85 was. Na het onderzoek was ik dagen lang verdrietig. Meerdere malen per dag in tranen. Het was nog te vroeg om te relativeren. Zoveel telefoontjes, berichtjes, bezoekjes en gesprekjes van/met familie, vrienden, sportmaatjes, collega’s. Super lief. Maar ik moet er wel zelf mee dealen en beslissingen maken. Ik ben alle onderzoeken op het gebied van (exercise induced) endofibrose gaan lezen. Maar wetenschappelijke literatuur kent weinig nuances. Nadat ik voldoende feitenkennis had opgedaan ben ik naar persoonlijke ervaringen gaan zoeken. Ik verzamelde een grote lijst met namen van (hoofdzakelijk) renners die ook met liesslagader problemen kampten. Op weblogs was al veel info te lezen, maar met een aantal heb ik persoonlijk contact gehad om zo persoonlijke evaringen te verwerken in mijn keuze. Speciale dank aan Monique Zeldenrust, Annemiek van Vleuten en Petra Dijkman.

Ik weet wat ik wil
Een week na de uitslag van het onderzoek belde ik naar het Maxima Medisch Centrum, waar ik ben onderzocht. Ik zou eind juni een telefonisch consult hebben met Dr Schep. Maar drieënhalve maand wachten leek me toch te lang. Ik vervroegde de afspraak met een maand. Ondertussen trainingen doen waarbij ik me goed voel (conservatieve therapie). Ik weet dat ik met 2 zwemtrainingen, 2 fietstrainingen en 3 looptrainingen nog steeds veel meer sport dan de gemiddelde Nederlander. Op de frequentie van mijn sporten lever ik dan ook weinig in. Ik lever in op de duur en de intensiteit. Met zwemmen hoef ik niets aan te passen. Hoewel ik wel hinder ervaar in een intensieve beenslag, doen mijn armen echt wel wat ik wil. Op een progressieve 800m zwom ik afgelopen week nog 12:48. Plak er 200m aan en ik zit op 16 minuten op de kilometer. Zo snel heb ik nog nooit gezwommen (met dank aan Johan Neevel). Fietsen doe ik alleen in de basis omdat ik al verzuur bij een hartslag van 140 (en max 2uur). Met lopen doe ik zeer rustige duurlopen met korte versnellingen of heuvelop training en anaerobe training (200tjes of 400tjes). Het blijft zoeken naar wat goed voelt in het lijf en daarmee in het hoofd. Normaliter als ik me even klote voel of een drukke dag heb gehad op het werk, trek ik de loopschoenen aan om even te knallen in het bos. Lekker het hoofd leegmaken. Nu kan ik dat niet meer en word ik direct geconfronteerd met mijn beperkingen.

Risico’s
In de 2 weken die na de diagnose zijn gepasseerd is mijn motivatie om te opereren alleen maar toegenomen. Alle info op wetenschappelijk gebied en ervaringen van verschillende renners hebben ervoor gezorgd dat ik weet wat een operatie mij kan brengen en tevens wat de risico’s zijn. Ik wil een operatie zodat ik weer kan sporten op het niveau waar ik afgelopen jaren op heb gesport. De enige onzekerheid zit in het vertrouwen dat Dr. Bender (vaatchirurg) heeft in de operatie. Dat wil ik zo snel mogelijk weten. Geprikkeld door een gesprekje met Mark en na een ATB tochtje met Jan, Bote en Marianne had ik de juiste geest te pakken en heb bij thuiskomst de telefoon in de hand genomen. Ik heb het Maxima Medisch Centrum gebeld en gevraagd om een vervroegd telefonisch consult met Dr. Schep om vervolgonderzoek uit te voeren en te kijken naar de mogelijkheden om te opereren. Ik zou direct de volgende dag worden gebeld. Fijn!

Omdat mijn liesslagaders van binnen beschadigd zijn, is het alleen mogelijk dat er bij mij een vaatreconstructie (met patch) plaats kan vinden om mijn belemmeringen weg te halen. Er wordt dan een ader ergens anders uit het been gehaald en op de plaats van de liesslagader geplaatst. Bij andere vormen van vaatproblematiek kan het inkorten van een vat of het verplaatsen van het vat nog wel werken. Helaas is dat bij beschadiging niet mogelijk. Er zit littekenweefsel, en littekenweefsel verdwijnt niet. Dus mijn klachten zullen ook niet verdwijnen wanneer ik de sport wil bedrijven zoals ik dat de afgelopen jaren heb gedaan. Het is uit onderzoek bekend dat 80-90% van de renners die een zelfde operatie hebben ondergaan tevreden zijn over het effect van de reconstructie en zij kunnen over het algemeen terugkeren op het niveau waarop ze zaten. De complicaties die worden gemeld tijdens/na de operatie zijn minimaal. Met dien verstande dat het wel een operatie aan de slagader is en een complicatie wel fataal kan zijn. Het grootste risico zit in de onzekerheid van de lange termijn effecten (mijn interpretatie). Er is slechts 1 studie bekend waarin gekeken is naar de korte- en middenlange termijn effecten. Die zijn gunstig. Maar wat doet zo’n vat na 20-25 jaar? Je plaatst natuurlijk wel een ader op de plaats van een slagader. En de eigenschappen van de vaatwanden van een ader zijn anders dan de eigenschappen van de vaatwanden van een slagader. Ja, dat is een risico. Anderzijds, wanneer ik de stenose laat zitten in mijn liesslagader geeft dit een verhoogde kans op atherosclerose en trombose. Immers zit er een ruw oppervlakte aan de binnenzijde van de vaatwand waar allerlei vetstofjes aan kunnen gaan plakken. Er zijn case-studies bekend van atleten waarbij dit gebeurd is.

MRA (Magnetic Resonance Angiography)
Vandaag dus een telefonisch consult met Dr. Schep gehad en de volgende stap is om de beschadigde vaten 3D in beeld te krijgen en de mogelijkheden voor een operatie te bespreken. Dat zal in april of mei gebeuren. Ik zie hier erg naar uit omdat de onzekerheid of ik kan worden geopereerd hiermee zal worden weggenomen. Indien de vaatchirurg (dr Bender) heil ziet in een operatie dan kan ik weer wat meer hoop krijgen. In Nederland is Dr. Bender de enige vaatchirurg die deze operaties uitvoert. Hij werkt zeer nauw samen met Dr. Schep (de enige sportarts binnen Nederland die de onderzoeken op het gebied van vaataandoeningen bij sporters uitvoert). Nog even een maand geduld dus om te zien wat de uitslag van de MRA is en dan hopen dat Dr Bender mij ‘nieuwe benen’ kan geven. Bij Shimano zijn ze in ieder geval niet meer verkrijgbaar:).

woensdag 13 maart 2013

Tranen bij het verlossende woord: “vaataandoening” (ergste variant)

Het 'verlossende' woord
Eerlijk gezegd keek ik uit naar 13 maart. Na maanden van onderzoeken en therapie wist ik bijna zeker dat het onderzoek door Dr. Schep (sportarts) zou bevestigen dat een vaatprobleem de beperkingen in mijn sporten veroorzaakte. Als ik de oorzaak zou weten, dan zou ik ook gerichter aan de slag kunnen met de oorzaak. En de oorzaak bleek ook een vaataandoening te zijn. ,,Bij de lichtste variant is het bloedvat intact, maar is deze op een verkeerde plek gefixeerd, waardoor er afknikking plaats-vindt bij heupbuiging. De oplossing hier bestaat uit het losmaken van de slagader van het bot’’, aldus Schep. ,,De tweede variant is een verlengde bekkenslagader. De ingreep hier bestaat uit het inkorten ervan. De ernstigste variant is een vernauwing van de bekkenslagader. Hierbij kan er een vernauwing van wel 50% of meer optreden. In dat geval zal alleen een complete vaatreconstructie effectief kunnen zijn. Er wordt een deel van een ader gebruikt om het probleemgebied te ‘repareren’. Dit is echter wel het uiterste redmiddel.’’ En toen kreeg ik te horen dat zowel de rechter als linker bekken slagader (iliac artery) vernauwd waren. Dat het ook nog de ergste variant was deed mentaal wel heel erg pijn.

November 2012
In november begonnen de klachten wat vaag met kramp en vroege verzuring in kuit (en langs scheenbeen) tijdens het lopen op de baan. Ik hoopte op aanpassingsklachten. Ik had in 2012 een intensief en zeer goed seizoen gedraaid. Mooie klasseringen in cross du- en triathlons. Na de Tri-Ambla half september 2012 mijn jaarlijks terugkerende rustperiode van ruim 2 weken. Half oktober de baan weer op en het volume van de trainingen weer omhoog brengen. In voorbereiding op de Adventurerun ook de intensiteit van de looptrainingen wat omhoog en dus schreef ik de klachten in november toe aan intensivering van de trainingen. Maar de klachten gingen niet weg en werden erger. Begin december merkte ik dat mijn benen tijdens een intensieve crossloop al na 2km verzuurden terwijl mijn hartslag liet zien dat dit eigenlijk nog niet zo hoorde te zijn. Ik meldde me af voor de Adventure en deed even een stapje terug in het trainingsvolume en de intensiteit. Met de Kerstcross in Oranjewoud wilde ik voelen hoe het gesteld was met m’n benen. Maar na 2km ben ik uitgestapt omdat de benen weer veel eerder dan verwacht verzuurden. De opvolgende week ben ik naar de fysio gegaan. Ik dacht aan een overbelasting in de bilspier die mogelijk een bloedvat (en zenuwen) afkneep. Deels gelijke klachten had ik namelijk in het voorjaar van 2012 ook gehad en ik was toen met succes van de klachten afgekomen. Hoewel ik (achteraf) klachten uit het afgelopen jaar nu heel goed kan plaatsen onder de diagnose die nu gesteld is.

Fysiotherapie
In december werd gestart met dry needling. Heel pijnlijke behandeling aan de bilspier, regio piriformis. Ook pijnlijke plekken in quadriceps en hamstring meegenomen. Twee behandelingen en iets teruggeschroefde trainingen gaven nog geen verlichting. Ik wilde natuurlijk progressie zien. Veel te graag. Maar wist ook dat ik geduld moest bewaren. Soms ging een training even heel erg lekker en dat gaf weer moed. Meestal voelde het niet goed en dat maakte me erg onzeker. Werk ik aan de juiste oorzaak, of is er misschien meer aan de hand? De omega wave test in december had laten zien dat mijn sympatisch zenuwstelsel (gaspedaal) overprikkeld was en dat mijn parasympatisch systeem (rempedaal) erg slecht functioneerde. Maar ik vond de link tussen een ‘slecht’ functionerend autonoom zenuwstelsel en mijn klachten niet direct in relatie tot elkaar. Bovendien voelde ik me fysiek oke en gingen mijn zwemtrainingen enorm goed. Zo goed dat ik zomaar in een training een PR zwom op de 1000m. Naar mijn idee moest het toch een lokaal probleem zijn. Ik besloot een afspraak bij de sportarts te maken en mijn spieren intensief te laten masseren.

Diagnose
Half januari naar de sportarts. Die merkte een geblokkeerd SI gewricht. Ik kon me niet vinden in de diagnose omdat het voor mij niet alle klachten verklaarde. Maar omdat SI blokkade en overbelasting piriformis veel samengaan, zou het wel kloppen. Daarom naast dry needling ook de onderrug en het SI gewricht laten kraken en tevens stevig aan de slag met core stability. Daarbij wekelijks naar de masseur, die vaak na 2 uur nog niet klaar was met mij. Met het vorderen van de weken bleven de pijnlijke plekken in de piriformus en gluteus minimus. Verder bleven de klachten die mij belemmerden in het sporten en kregen ze meer en meer een vast patroon:

Beperkingen
Lopen: gevoel van strakke kous om kuit na 500m lopen. Dan stoppen, losschudden en oprekken. Dit herhalen na iedere 500m tot een kilometer op 2. Dan proberen tempo iets op te voeren boven de 11km.hr. Dan voelde ik vroege verzuring in quadriceps, bleef het verzuringsgevoel naast het scheenbeen en trok de verzuring door in bil en hamstring. Na een kilometer of 6-7 werd het beter en kon ik het tempo (ofwel de hartslag) gaan verhogen. Verzuurde ik in de eerste kilometers al bij een hartslag tussen de 140-145, na 6-7 km kon ik tempootjes gaan draaien op 12-14km/hr. Echte pittige intervallen gingen aardig tot een afstand van 500m. Versnellingen (100m) vlak of heuvelop gingen helemaal prima aan het eind van de training. Ook wanneer ik 15km had gelopen.

Fietsen: de klachten met fietsen leken iets hardnekkiger dan de loopklachten. Maar dat kwam hoofdzakelijk om de belasting in de opwarmfase iets geleidelijker plaatsvond. Ook op de fiets merkte ik bij een HR van 135-140 al dat ik verzuurde. Begon meestal in quadriceps en was ook goed voelbaar in bil en hamstring. Hoe frustrerend. Meestal voelde het beter na een uur fietsen. Maar wat is beter? Ik kon dan stukjes aanzetten tot een hartslag van 150-155. Nog niet heel spannend.

Zwemmen: en ja……zelfs bij zwemmen merkte in aan het begin van de training wanneer ik fanatiek met m’n benen zwom (vooral schoolslag) dat er geen kracht in zat. Frustrerend.

Logische verbanden
In mijn hoofd bleef het maar malen. Logische verbanden leggen in klachten. Deze tijdens intensieve massages met m’n masseur bespreken. We zaten beiden in een zelfde gedachtegang. Evenals de fysiotherapeut bleven we uitgaan van overbelasting in bilspier die bloedvat afsloot. De bilspier bleef namelijk heel gevoelig. Ik was er voor mezelf wel uit dat het iets met mijn bloedvaten te maken moest hebben. Voor mij logisch omdat de klachten met lopen al na 500 m = 2.5 minuut begonnen. Voor degenen die de verschillende energiesystemen in het lichaam kennen is de link met het aerobe systeem snel gelegd. En daar is voldoende zuurstof voor nodig. Zo ook bedacht ik me dat sprintjes heuvelop heel goed gingen omdat dit een inspanning is waar geen zuurstof voor nodig is (anaeroob lactisch systeem). En intervallen die langer dan 500m duurden waren pijnlijk, waarschijnlijk ook weer omdat de spieren dan weer zuurstof nodig hebben (aeroob).

Ik besloot een afspraak te maken met Guido Vroemen, sportarts in Amersfoort en gespecialiseerd in klachten bij triatleten en wielrenners. Ik legde mijn klachtenpatroon voor; vertelde dat ik al 6-8 weken intensief werd behandeld door fysiotherapeut en masseur, maar dat nodige progressie uitbleef. Dat zou je mogen verwachten na zo’n periode. Onderzoek volgde en ik kreeg een verwijzing voor een MRI om uit te sluiten dat lendewervel 4 en/of 5 een zenuw beknelden. Althans, dat was mijn interpretatie van de verwijzing. Want dat het geen zenuwbeknelling was, was voor mij wel 90-95% zeker. Dezelfde week werd middels een MRI inderdaad uitgesloten dat mijn klachten voortkwamen uit een verdrukking van een zenuw. Het voelde niet als een zenuwbeknelling en dat was het dus ook niet. De hypothese van mijn fysio, masseur en mijzelf bleef daarmee overeind. Het kon nog steeds de overbelasting in het bil zijn. Het enige wat in dat verhaal niet meer klopte was het feit dat de intensieve behandeling van 8 weken nog niets had uitgehaald.

Wedstrijden afzeggen
Onzekerheid bleef. Wedstrijd na wedstrijd zegde ik af. En hoewel dat in het begin erg pijn deed, werd het steeds minder erg. Ik dacht alleen maar: “laat ik de oorzaak nu maar achterhalen. Als die oorzaak bekend is dan weet ik waar ik aan kan werken en hoe ik mijn sportseizoen in kan richten”. Ik kwam zover dat ik dacht dat wanneer ik het WK Den Haag, Xterra Tsjechie en Tri-Ambla dit jaar succesvol af mag leggen, dan teken ik daarvoor. Dat geeft me genoeg voldoening. Maar met de dag begon ik meer te relativeren. Toen ik begin februari een knobbeltje in mijn borst ontdekte was ik ineens volkomen nuchter. Hoewel ik er direct vanuit ging dat het niets kwaadaardigs was, schrok ik toch even toen de huisarts na onderzoek ook opgezette lymfeklieren in de oksel ontdekte. Een paar “lege” dagen volgden. Maar ik kreeg heel vlot de bevestiging dat het om een cyste ging zodat ik dat kwaaltje weer naast me neer kon leggen. Vreemd genoeg kwamen de emoties pas los nadat ik het goede nieuws had gehad. Hutje, mutje in tranen. En ik bedacht me dat mijn blessure me alleen beperkte in sporten en niet in leven. En buiten de sport heb ik zeker genoeg mensen en activiteiten waarvan ik ook kan genieten. Maar ontlading die ik normaal even heerlijk kan halen uit het sporten wanneer het hoofd vol zit en/of wanneer er energie uit moet, kon ik nu moeilijk reguleren. Ik kon mijn energie alleen nog echt kwijt in het zwemmen. Lopen en fietsen moesten worden gedoceerd.

Trainen in de basis
Ik maakte in februari ‘normale’ trainingsweken van 10-12 uur. Intensiteit naar beneden, maar ik kon de basis prima onderhouden zo. Vergelijkingen met basistrainingen van vorig jaar uit dezelfde periode lieten zien dat de basistrainingen gelijk waren. Dus zelfde output (HR) bij gelijke intensiteit (snelheid). Zolang ik de basis in stand kon houden, was het oké en kon ik vast op een bepaalde moment de intensiteit weer opvoeren. Maar dan moest natuurlijk wel de oorzaak weggehaald worden. Ik kreeg een nieuwe ATB van mijn sponsor On Tour Rijwielen Gorredijk. Hier had ik zo naar uitgekeken. De nieuwe bike fietste voortreffelijk. Zoveel comfort en betere rijeigenschappen in vergelijking tot mijn ‘oude’ bike. Maar ik kon m’n nieuwe Specialized Fate niet echt op haar donder geven. Want daar bleef het blokkeren. Toch genoot ik van heerlijke duurritten. Mentaal voelde dat richting de sponsor wel heel vervelend. Want hoe graag wilde ik niet mijn dankbaarheid tonen en laten zien dat deze bike mij nog beter liet presteren? ……komt wel.

Vaatonderzoek
Via Guido Vroemen kreeg ik een verwijzing voor sportarts Goof Schep in Veldhoven. Goof Schep doet specifiek vaatonderzoek bij renners, triatleten, schaatsers en roeiers. “Veldhoven” dacht ik. Moet ik daar helemaal naartoe klooien. Maar bij het lezen van het feit dat deze specifieke onderzoeken en tests wereldwijd op maar enkele plaatsen wordt uitgevoerd, bedacht ik me dat ik blij was dat ik niet naar Zwitserland hoefde voor metingen:). Ik ging me inlezen op het thema vaatproblemen bij renners. Zoals ik me de laatste weken op verschillende thema’s uitgebreid had ingelezen. Zoeken naar herkenning, zoeken naar oplossingen. De artikelen die ik vond waren hoofdzakelijk gericht op beknelde en/of vernauwde liesslagaders. Hoewel ik de beschreven klachten herkende, kon ik mijn klachten in het bil nog niet goed plaatsen in het plaatje.

Eind februari belde ik met Goof Schep. Een telefonische intake. Na 5 minuten zei hij al: “als ik die klachten zo hoor dan is er 70% kans op vaatproblemen”. Hmm, dat klonk heel resoluut. Dat had ik nodig. Al besefte ik ook heel goed dat ik zocht naar een strohalm. Maar die strohalm had ik en ik begon meer te geloven in een beknelling van mijn liesslagader ipv een beknelling van bloedvat in bilspier. Ik vond herkenning in het artikel van Bender et al. (2004) waarin een studie wordt beschreven van renners met hoofdzakelijk beknelling liesslagader en behandeling hiervan. Ik las in de tabel de spieren waar de renners verzuring/klachten voelden. Daarbij stonden ook de bilspier en kuitspier. Dan past het nog in mijn plaatje. Ook maakte ik een sprongetje toen ik het artikel las in de Wielerrevue waarin Maarten Nijland (veldrijder) aangaf: “Ook in het dagelijks leven ondervond Nijland de problemen. ,,Als ik de trap op was gelopen, moest ik bovenaan even uitrusten. Dan weet je dat er meer aan de hand is. Dat was voor mij het moment dat ik besloot om me te laten onderzoeken. Daaruit bleek dat in beide bekkenslagaders een knik zat.’’ Ja, die trap herkende ik ook enorm. Natuurlijk bleven er wat puzzelstukjes liggen, maar ik raakte er meer van overtuigd dat ik door dit onderzoek antwoorden zou vinden en verder zou komen. Het verhaal van Bart Brentjens was deels herkenbaar. ,,Mijn eerste operatie was, volgens mij, in 1999, de tweede na de Spelen in 2000’’, probeert het 40-jarige mountainbike-icoon zich te herinneren. ,,Ik had er vooral last van met
de start. Ik kon aan het eind van de koers net zulke snelle rondes rijden als aan het begin. Ook ik ervaar de problemen meer bij de start. Na een half uur lopen wordt het steeds wat beter, maar maximaal gaan kan ik niet. Bij het fietsen duurt het zelfs een uur voordat het echt wat beter gaat. In een ander artikel las ik tevens dat kou/seizoen ook van invloed kon zijn. Daarom misschien niet vreemd dat mijn klachten vorig jaar aan het einde van de winter kwamen en in de lente weer verdwenen en tevens terugkwamen in november (maar dan hardnekkiger).
Relativeren
In het relativeren van gedachten was ik inmiddels zover dat ik alle wedstrijden dit jaar wel op zou willen geven. Laat mij in maart maar onderzoeken en dan opereren in april/mei. Dan 6 weken niets doen en dan kan ik in de zomer weer langzaam beginnen aan de basistrainingen. In juli intensiteit en volume van de trainingen opvoeren en dan in augustus verder uitbouwen. Met geluk kan ik in september dan de Tri-Ambla doen. En zo niet dan kan ik vast in november of december wel weer een cross duathlonnetje pakken. En ook als dat niet is weggelegd voor mij, dan wil ik ook wel wachten tot volgend jaar hoor. Als ik maar weer met hetzelfde gevoel kan sporten als voorheen. Af en toe even de volledige uitputting in het lichaam voelen omdat het totaal verzuurd is of helemaal leeg. En tevreden zijn over de tempo’s die ik loop en fiets. Want ja, met zwemmen ging nog super. Dat kon ik gelukkig nog. Met het maken van een afspraak bij Goof Schep heb ik mijn masseur en fysiotherapeut gezegd de behandelingen even stop te zetten. Even rust voor het lichaam. En uitkomsten van het onderzoek afwachten.

Het meedenken van m’n medisch teampje, maar ook het medeleven van triathlonmaatjes via gesprekjes, mails, berichtjes en telefoontjes met pap en mam hebben me veel steun gegeven. Opmerkelijk de verschillende berichtjes van collegatriatleten buiten AVHeerenveen met ervaringen, tips etc. Dan besef ik me wederom waarom ik deze sport zo fijn vind. Iedereen natuurlijk enorm bedankt daarvoor! Ik kan weer verder.

Woensdag 13 maart 2013
Woensdag 13 maart 2013. Voor mij de dag des oordeels. Ik keek met dubbele gevoelens naar deze dag. Ik achtte de kans groot dat er een vaatprobleem zou worden gevonden. Tja, moet je daar blij mee zijn? Ik wel. Liever de zekerheid dat dit toch ernstige probleem de oorzaak is van mijn problemen, en daarmee de antwoorden op mijn vragen beantwoord, dan de onzekerheid waarin ik zat. Ik ging me namelijk van alles in mijn hoofd halen. Anderzijds is een vaatprobleem geen senicure. En toen ik tijdens de MTB-Ameland even met Rob Barel sprak en ik aangaf dat ik ‘hoopte’ dat het een vaatprobleem zou zijn, gaf zijn antwoord mij ook niet echt een geruststellend gevoel. “Aan vaatproblemen doen ze tegenwoordig ook niet vaak meer iets”. Jee, als dat zo is…….wat dan? Daar maar even niet aan denken, dacht ik nog. Waar ik wel aan dacht was wanneer het onderzoek niets uit zou wijzen. In welke richting moest ik dan gaan zoeken? Ik voelde toch echt mijn beperkingen in mijn linker been (hoofdzakelijk).

10:30 Eerst lichamelijk onderzoek door arts in opleiding. Daar werd opmerkelijk genoeg een ruisje gehoord in de rechter liesslagader. Door naar Dr Schep voor lichamelijk onderzoek en echo. Hoewel ik beperkingen ervoer in mijn linker been, werd naast de ruis in mijn rechter been ook een vaatvernauwing in het rechter been gevonden. Daarbij was links ook niet goed. Met die info op de fiets gezet voor een maximaal test. Ik kreeg sensoren op mijn bovenbenen voor o.a. bloedstroom en moest aangeven wanneer en waar ik de verzuring voelde. Daarna zo lang mogelijk doortrappen en zodra het niet meer ging moest ik mijn voeten op een kruk plaatsen en werd meerdere malen mijn bloeddruk in de enkels en tevens bij de bovenarm gemeten.

En dan volgt het eindgesprek. Zowel echo als test lieten zien dat de bloedtoevoer naar de benen (vooral links) beperkt is. De ader was bovendien niet meer intact (beschadigd/vernauwd). ,,Shit”. Dat is de meest ongunstige variant. Vervolgens werd me verteld dat er weinig met deze vaatproblematiek werd gedaan (mits profrenner en je je geld verdient met de sport). Het blijft een zeer zware en gecompliceerde operatie. Ja, aangepast sporten (stuur omhoog) of andere sport kiezen. Daar zit je dan. Op de ATB heb ik geen diepe zit! De ogen werden nat hoor. Ik voelde me machteloos. Wat als ik gewoon op hetzelfde niveau als nu door wil sporten? Ik voelde me verdoofd en verdrietig. Mijn “Way of life” aanpassen is oke zolang het tijdelijk is. Maar voor goed is iets anders. Een telefonische afspraak voor eind juni is gemaakt. Kijken of de klachten gelijk zijn, verbeterd of verslechterd. 3 Maanden om na te denken wat ik wil. Gevoelsmatig weet ik het wel op dit moment. Ik wil namelijk niet in onmogelijkheden denken, maar in mogelijkheden. Er is heel veel wat ik nog kan, maar ik wil ook zo graag blijven strijden om goede klasseringen binnen de cross triathlon; lekker maximaal kunnen gaa; het lichaam uitdagen tot het uiterste. Dat wil ik nu nog helemaal niet opgeven. En als ik zo over 3 maanden ook nog denk, dan zal ik heel erg mijn best moeten doen om de arts ook over te halen om een operatie uit te voren. Ik ben immers niet beperkt in mijn dagelijks functioneren. Maar ik ben wel beperkt in het volgen van mijn passie. Dat overheerst. Met de beperkingen zal ik nu eerst moeten dealen. Maar ik hoop dat dat tijdelijk mag zijn.